Ineens werd het nieuws me teveel. Oekraïne, vogelgriep, smeltende poolkappen, het maakte me rusteloos en ik kon er niets aan doen. Daarom ben ik een week lang gestopt met nieuws lezen of beluisteren. In plaats daarvan heb ik de joodse bijbel gelezen. U kent die wellicht als ‘het Oude Testament’. Ik vond er zowel actualiteit in als wijsheid; bij deze een paar voorbeelden.
‘Ezra’ en ‘Ruth’ zijn twee van de 24 delen of ‘boeken’ van het Oude Testament.[1] Beide gaan over de omgang met mensen met een migratieachtergrond. De priester Ezra leidde de terugkeer van een groep joden uit Babylon (het huidige Irak) naar Jeruzalem. De Babyloniërs  hadden Jeruzalem veroverd en verwoest, inclusief de tempel en een deel van de inwoners gedeporteerd naar Babylon. Vijftig jaar later werd Babylon op zijn beurt veroverd door Cyrus, de koning van Perzië. Hij liet de joden vrij, ze mochten terug naar hun land en daar hun tempel herbouwen. Zo staat het in het Oude Testament en dat wordt bevestigd door een 2500 jaar oude tekst, opgegraven in de ruïnes van Babylon.[2] Daarin verklaart koning Cyrus dat hij door de Babyloniërs gedeporteerde volkeren vrij laat. Ze mochten terug naar hun landen, hun tempels herbouwen en hun goden vereren. Ze kregen hun door de Babyloniërs geroofde schatten terug en Cyrus gaf ze zelfs een escorte mee voor een veilige terugreis. Daarmee verwierf hij de dankbaarheid en trouw van veel van zijn onderdanen.
Ook de joden keerden terug naar Jeruzalem, onder leiding van Ezra. Daar troffen ze de nakomelingen aan van joden die destijds niet waren gedeporteerd. Veel van die achterblijvers hadden niet-joodse vrouwen getrouwd. Ezra beval dat ze die weg moesten sturen, met kinderen en al,[3] anders zou door vermenging met andere culturen de identiteit van de joden op den duur verloren gaan.
Blijkens het boek Ruth dachten andere joden daar anders over. Ruth was de vrouw van een joodse economische vluchteling die met zijn ouders was gevlucht naar Moab, het huidige Jordanië. In hun woonplaats Bethlehem heerste namelijk hongersnood en in Moab was nog eten. Hij trouwde daar met een lokale vrouw, Ruth dus. Hij en zijn vader stierven jong en zijn weduwe Ruth ging met haar schoonmoeder mee terug naar Bethlehem, waar intussen weer eten was. In Bethlehem bleek wat een bewonderenswaardige vrouw deze Moabitische was: dapper, verstandig, trouw en godvrezend. Ze  hertrouwde met een vooraanstaande jood en zij werden de voorouders van de koningen David en Salomo en van Jezus Christus.[4] Het boek ‘Ruth’ is een impliciete lofzang op de allochtone vrouw en gaat daarmee in tegen Ezra.
Dergelijke elkaar tegensprekende opvattingen zijn in het Oude Testament strijk en zet. Psalm 37 verkondigt dat God een fatsoenlijk mens nooit zal doen lijden.[5] In het boek ‘Job’ houden Jobs vrienden hem hetzelfde voor. Jobs kinderen zijn zojuist omgekomen, al zijn bezit is gestolen of verwoest, hij heeft uitslag over zijn hele lichaam en hij zit op de mestvaalt en krabt zijn jeukende bulten met een potscherf.[6] Volgens zijn vrienden zal hij het er wel naar gemaakt hebben. Maar Job was een rechtvaardig en integer man, hij wist dat hij dit niet had verdiend. Wat hij niet wist was dat achter zijn misère een weddenschap zat tussen God en de Satan over de vraag of een goed mens fatsoenlijk en godvrezend kan blijven als alles hem wordt afgenomen.
Job blijft godvrezend maar daagt God wel uit om met bewijzen te komen dat hij dit lot heeft verdiend. Uiteindelijk beseft hij dat hij slechts een tijdelijk stofje is in het heelal en dat een sterfelijk mens nooit kan bevatten waarom goede mensen slechte dingen overkomen. Job accepteert zijn lot en de Satan verliest zijn weddenschap. Vervolgens veegt de Almachtige de vloer aan met Jobs vrienden en hun hypocriete vroomheid en Hij prijst en beloont Job, die door dik en dun gerechtigheid eiste. Het lezen van Job helpt mij om me te verzoenen met de onvermijdelijkheid van chaos en onrecht. Ik moet mij niet te veel laten bedrukken door dagelijkse dreigingen als klimaatverandering of virusvarianten. Ik moet doen wat ik kan en me erbij neerleggen dat ik veel niet kan.
De waarde van tegenspraak, van kritische vragen stellen en debatteren, is een constante in de joodse religieuze geschriften. Het vervolg op het Oude Testament, de Talmoed, bundelt duizenden soms verhitte debatten tussen schriftgeleerden over de uitlegging van de Oudtestamentische wetten. De Talmoed bevat ook filosofische disputen. Neem de stelling: ‘Het was beter geweest als de mens nooit was geschapen’.[7] De schriftgeleerden van de school van rabbijn Sjammai waren het daarmee eens, die van de school van rabbijn Hilleel niet. Ze debatteerden er twee en een half jaar over. Toen werd bij hoofdelijke stemming besloten dat de mens inderdaad beter niet geschapen had kunnen worden, maar nu hij bestond diende hij zich rekenschap te geven van wat hij met zijn leven had gedaan en nog zou gaan doen.
Dat is een goed advies. En regelmatig een week zonder nieuws, dat is voor mij ook goed.

[1] De joodse bijbel (Tenach; ‘Oude Testament’) is traditioneel ingedeeld in 24 boeken. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Biblical_canon   
[3] Ezra hoofdstuk 9 & 10; Nechemjah hoofdstuk 13 regel 23-28 www.biblegateway.com/passage/?search=Ezra%2010%20-%20Nehemiah%201&version=HCSB
[7] Babylonische Talmoed, Eroewien 13b. www.sefaria.org/Eruvin.13b.14