Aan de vraag wat gezond eten is werk ik nu 32 jaar, en met plezier, maar soms bekruipt mij twijfel. Tijdens een bespreking over de vetzuchtepidemie dwalen mijn gedachten af naar de zandweg langs de Zambezi waar ik deze zomer reed met mijn dierbaren.

We kwamen om wilde dieren te zien, maar ook om kennis te maken met echte Zambianen. Daarom reden we een willekeurig erf op; als we niet welkom waren hoorden we het wel. We waren echter zeer welkom: landelijke Zambianen zijn zelfbewust maar heel gastvrij. Bovendien waren ze nieuwsgierig naar die vier vreemde blanken.

Een zoon die Engels sprak, stelde ons voor aan zijn vader, een kleine, vriendelijke man. Hij werd ‘The Big Man’ genoemd want hij was de baas van de nederzetting. Ze beschikten over water uit de rivier, zand, riet, struiken en bomen. Gebouwen, stopcontacten, kranen, lampen of brievenbussen waren hun vreemd, en ze zagen meer krokodillen dan auto’s. Dat hinderde niet want de Big Man zorgde voor zichzelf. Zijn familie had solide hutten, geiten, kippen, veldjes met maïs en een stevig hek om het erf. De maïsoogst was goed geweest. Door zuinig beheer hadden ze genoeg overgehouden voor wel een jaar. Die voorraad was opgeslagen in manshoge korven van dunne takken, die waren dichtgesmeerd met leem, zodat de muizen er niet bij konden.

Als de komende maïsoogst mislukte zouden ze niet verhongeren. Als hij volgend jaar weer mislukte wel, en als armoe of ongeluk ze van hun landje verdreef ook. Dan bleef er van die gezellige familie weinig over: sommige kinderen zouden doodgaan van de honger. Intussen ging het leven door. De Big Man maakte plannen voor een visvijver, de kinderen hadden lol om een rennende kip, de ouders tobden over het schoolgeld, en de jongens fantaseerden over de meisjes uit het volgende dorp. Zij vertelden ons hoe je maïs stampt en bereidt. Wij vertelden over sneeuw, snelwegen, flats en onze vliegreis.

Toen dronken we ons huisgemaakte maïsbier op en reden verder richting wildparken. En nu, een half jaar later, haalt de Big Man me in. Ik loop door Schiphol, zie honderd winkels met leuke maar misbare spullen, en denk aan die vriendelijke man bij zijn hut aan de Zambezi. Hij zou niets liever willen dan onze overvloed, en wij vervelen ons in onze gouden kooi.

Bij Albert Heijn ben ik omringd door tienduizend grotendeels overbodige etenswaren en ik denk: dit gaat toch nergens over? En mijn onderzoek trouwens,naar voeding en vetzucht? Gaat dat ergens over? Die lemen korven met maïs, die gingen ergens over: over leven of sterven. Vergeleken met het verschil tussen wel eten of geen eten lijken onze zorgen over gezond eten soms futiel.

Uit: De Volkskrant, katern Hart en Ziel, 24 november 2007.